In Noord-Nederland was in het begin van de vorige eeuw de glasindustrie nagenoeg onbekend. Voor de levering van glas was men o.a aangewezen op Duitse glasblazers die in groepjes door het land trokken.
Glasindustrie en Glasfabrieken in Nieuw-Buinen
De rijke geschiedenis van de glasindustrie in Nieuw-Buinen getuigt van een tijdperk van ambachtelijkheid en industriële vooruitgang. Generaties van vakmensen werkten zij aan zij om de reputatie van het dorp als een vooraanstaand centrum voor glasproductie te vestigen en te versterken.
Hoewel de glasfabrieken nu niet meer actief zijn, blijft hun erfenis voortleven in de herinneringen van de lokale gemeenschap en in de architectonische overblijfselen die nog steeds het landschap van Nieuw-Buinen sieren. Deze industrie heeft niet alleen de economie van het dorp gevormd, maar ook de geest en identiteit van de mensen die hier hebben gewoond en gewerkt.
In provisorisch gebouwde ovens vervaardigden zij ter plekke glazen voorwerpen op bestelling. Een zo`n groepje glasblazers bivakkeerde omstreeks 1820 bij Nieuwe Schans en kwam in contact met de Wintschoter notaris mr. Jan Fresemann Vietor. Fresemann zag wel wat in een permanente glasfabriek die Winschoten en omgeving van flessen en potten zou voorzien. Hij raadde daarom de leider van het groepje glasblazers, Johan Christaan Thöne, aan zich hier blijvend te vestigen. De keus viel tenslotte op Nieuw-Buinen, een nog in wording zijnde veenkolonie waar volop turf te vinden was voor het stoken van de glasovens. In de zomer van 1838 begon men met de bouw van de eerste glasoven aan het Noorderdiep.
Een jaar later rapporteerde de Commissaris des Konings van Provincie Drenthe aan zijn superieuren in Den Haag; “Eindelijk heeft het vorig jaar te Nieuw-Buinen, gemeente Borger zich aan een glasblazerij gevestigd, waarin onderscheiden flessen van wit en groen glas, alsmede drinkglazen worden vervaardigd. Deze fabriek schijnt met goed gevolg werkzaam te zijn, en daar dezelve is gelegen te midden der turfafgravingen en alzo op een min kostbaren wijze brandstof kan voorzien, mag men verder daarvan gunstige uitkomsten verwachten”
Het succes van glasfabriek Thöne leidde spoedig tot navolging. In 1845 begon de Buiner landbouwer Jan Meursing samen met de uit Thuringen afkomstige glasblazer Heinz met de glasfabrikage aan het Dwarsdiep. Nieuw-Buinen telde nu 2 glasfabrieken. Wij moeten ons van die eerste fabrieken overigens niet te veel voorstellen. Het waren niet meer dan een aantal simpele schuren waarin een glasoven alsmede een koeloven werden geplaatst, alles onder een rookuitgang. Verder waren er bergplaatsen voor de geproduceerde flessen en voor de klei waaruit de smeltpotten werden gemaakt. Een open schuur bedekt met pannen ter opslag van turf maakte het zaakje compleet.
In de tweede helft van de 19e eeuw ging de Nieuw-Buiner glasindustrie een periode van grote bloei tegemoet. Vooral in de jaren ’70 nam de productie enorm toe, mede ten gevolge van de Frans-Duitse oorlog waardoor concurrentie uit die landen tijdelijk geheel wegviel. Het aantal arbeiders dat toen in de glasfabrieken werkte passeerde de honderd. Rond de eeuwwisseling waren het er alleen al in de fabriek van Meursing zo`n 500. Productiecijfers zijn helaas schaars. Echter zijn er enkele gegevens van de fabriek van Meursing bekend; in de jaren ’70 werden jaarlijks 100.000 wijn-, bier- en levertraan flessen, 75000 stopflessen, 120.000 lampen glazen, 90.000 wijn-, madeira- en likeurglazen en 3.250.000 witte en groene medicijnflessen geproduceerd.
De spectaclaire groei van de Nieuw-Buiner glasfabricage leidde ook in Stadskanaal tot de oprichting van tweetal glasfabriekjes.